| Dierengezondheid Afdrukbare versie   |  Laatst bijgewerkt op 
    04.07.2016 
     Het sanitaire beleid van het FAVV is erop gericht de
  vrije status te behouden en het toepassingsgebied
  uit te breiden. Het voorziet onder meer in
  onderzoek en systematische analyses in geval van
  abortus bij runderen en kleine herkauwers, een aangepaste wintercampagne, bloedanalyses van
  runderen uit landen die niet officieel vrij zijn van
  bepaalde ziektes bij hun binnenkomst in België
  en analyse en monitoring van ontwikkelingen van
  nieuwe of opnieuw opkomende dierenziektes. Het FAVV vertrouwt een belangrijk deel van het  gezondheidstoezicht toe aan de gewestelijke   verenigingen voor diergezondheid ARSIA en DGZ (monitoring en diagnose  van meldingsplichtige ziekten, gerichte bewaking van ziektes in het kader van  officiële surveillance en uitroeiingprogramma’s, ondersteuning en  bedrijfsbegeleiding in het kader van ziektebewaking, identificatie en  registratie van dieren) alsook aan het CODA (nationaal referentielaboratorium  in het kader van dierziekten en zoönosen, epidemiologische recherche en risicoanalyse,  verbetering van de kwaliteit van de databases   die gebruikt worden bij de vaccinatiecampagnes en voor de controles  dierengezondheid) en trekt hier jaarlijks meer dan 10 miljoen € voor uit. 
 
 
 Ziekten waarvan België vrij is
 
 België is officieel vrij van verschillende ziekten bij rundvee en varkens: runderleucose (sinds 1 juli 1999), runderbrucellose en rundertuberculose (sinds 25 juni 2003), de ziekte van Aujeszky (sinds 4 oktober 2011).  België is eveneens vrij van tal van andere ziekten, zoals mond- en klauwzeer, hondsdolheid, hoogpathogene aviaire influenza (laatste geval in 2003), Newcastle Disease bij pluimvee, klassieke varkenspest en blauwtong (sinds 15 februari 2012).
 De volledige lijst is beschikbaar op de website van het FAVV. In het kader van de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen is het voor België belangrijk om vrij te blijven van deze ziekten.
 
 
  Runderbrucellose
 Na het brucellose-incident einde 2010 en begin 2012 met een laatste haard begin 2013 werd geen enkele haard van runderbrucellose meer vastgesteld.
 Het bewakingsprogramma voorziet een verplicht onderzoek bij verwerpingen en ook een onderzoek van bepaalde veehouderijen geselecteerd op basis van een risicoanalyse:  
beslagen waarin runderen werden binnengebracht uit niet officieel-vrije lidstaten of derde landen,  
beslagen waarin op jaarbasis geen enkel geval van verwerping werd onderzocht,  
beslagen omwille van andere sanitaire en epidemiologische redenen.
 Het tweemaal per jaar screenen van alle melkveebedrijven door het onderzoek van tankmelk werd opnieuw uitgevoerd. In 2014 en 2015 waren alle resultaten  gunstig.
 
 
 Rundertuberculose
 
 
 België is officieel vrij van rundertuberculose sinds 25  juni 2003. Dit betekent dat op jaarbasis op minder dan 0,1% van alle  rundveebedrijven nog tuberculose mag worden vastgesteld.  In 2015 werden 3 haarden van tuberculose bij runderen vastgesteld.  Na de detectie van een eerste haard in de provincie Limburg op 30 juli 2015  werden 162 contactbeslagen opgevolgd via een algemene staltuberculinatie. Op 9  september 2015 werd tuberculose vastgesteld in een contactbeslag van de eerste  haard. Op 5 november 2015 werd tuberculose nogmaals bevestigd in een tweede  contactbeslag van de eerste haard. In het kader van het epidemiologisch  onderzoek en de tracering van deze tweede en derde haard werden respectievelijk  10 en 39 contactbeslagen bijkomend opgevolgd via tuberculinatie. Alle contactbeslagen die moesten geblokkeerd worden, zijn  inmiddels vrijgegeven. 
  
    | Tuberculose bij alpaca’s Op 3 augustus 2015 werd in  België voor het eerst bij een alpaca (Vicugna pacos) boviene tuberculose  (Mycobacterium bovis) vastgesteld. De alpaca behoort naast de lama, de guanaco,  de vicugna, de dromedaris en de kameel tot de kameelachtigen. Deze diersoort blijkt  zeer vatbaar te zijn voor tuberculose. Er bestaat geen verplichte identificatie  en registratie van deze dieren doch er zijn aanwijzingen dat het aantal houderijen  en het aantal alpaca’s de laatste jaren in ons land aanzienlijk zijn toegenomen.  Een gelijkaardige ontwikkeling doet zich voor in sommige buurlanden. Er bestaat  ook een intens handelsverkeer van deze dieren tussen de verschillende  lidstaten.  De alpaca waarbij tuberculose werd vastgesteld, was  ingevoerd uit het Verenigd Koninkrijk. Het dier werd ziek en stierf  uiteindelijk. Bij een autopsie werden typische en uitgesproken letsels van  tuberculose vastgesteld, wat werd bevestigd door bijkomend laboratoriumonderzoek.  Het beslag werd tot haard verklaard, de resterende dieren werden onder bewarend  beslag geplaatst en verder onderzocht. Eén van de dieren vertoonde een  ongunstig testresultaat. Omdat deze aandoening overdraagbaar is naar de mens  werd in overleg met de eigenaar besloten om uiteindelijk alle dieren te euthanaseren. Via het epidemiologisch onderzoek en de tracering van de  herkomst van de dieren uit deze haard kon worden achterhaald dat het bedrijf  van herkomst was gelegen in het graafschap Devon in het zuidwesten van  Engeland. Dit is een regio waar veel rundertuberculose voorkomt bij  gedomesticeerde en wilde dieren.  Naar aanleiding van de vaststelling van deze haard werden  41 alpaca’s van 11 mogelijke contactbeslagen verder onderzocht en getest. Ondertussen  werd één alpaca met ongunstige testresultaten bij dit onderzoek onder bewarend  beslag geplaatst voor verdere opvolging. In de toekomst is verder een verhoogde waakzaamheid voor  rundertuberculose bij kameelachtigen aangewezen, zeker wanneer de dieren  afkomstig zijn uit regio’s waar deze ziekte nog endemisch voorkomt. Het is  belangrijk om een verdere verspreiding vanuit deze gevoelige diersoort naar andere  gedomesticeerde en wilde dieren te voorkomen. Ook met een mogelijke overdracht  van rundertuberculose naar de mens moet bij de vaststelling van een besmetting  bij dieren rekening worden gehouden.  |  
 
 
 Opvolging van verwerpingen
 
 Bij iedere melding van een verwerping bij runderen, schapen of geiten wordt, naast het verplichte brucelloseonderzoek, een uitgebreid onderzoek op een hele reeks ziekteverwekkers uitgevoerd. Het onderzoek naar de oorzaak van de verwerping wordt uitgevoerd op serum van het moederdier en  virologisch en bacteriologisch onderzoek van de verworpen vrucht of de nageboorte.
 In 2015 werden 11.884 verwerpingen onderzocht bij runderen. Dit betekent een stijging ten opzichte van 2013 (9.506) en 2014 (10.577). Het aantal abortusonderzoeken blijft hoog dank zij de financiering door het FAVV van de onderzoeken uitgevoerd in het kader van het abortusprotocol en doorhet feit dat  de materialen voor onderzoek worden opgehaald. Geen enkel geval van brucellose werd vastgesteld.   Geïdentificeerde ziekteverwekkers in geval van verwerpingen bij runderen: 
 
  
    moederdier: neosporose (18,2%),    
    foetus en placenta: Trueperella pyogenes (5,4%), BVD (2,7%), Listeria monocytogenes (1,0%), Q-koorts (1,4%), gisten en schimmels (0,6%), Salmonella (0,9%).     In 2015 werden 149 verwerpingen onderzocht bij schapen en geiten (111 in 2013, 149 in 2014).  Geen enkel geval van brucellose of Q-koorts werd vastgesteld.
 Geïdentificeerde ziekteverwekkers in geval van verwerpingen bij schapen en geiten (foetus en placenta):  
  
    gisten en schimmels (4,6%),
    Campylobacter (3,3%),
    Listeria monocytogenes  (2,0%), Toxoplasma (1,1%),Trueperella pyogenes (1,1%). 
 
 Rabiës
 
 Vanaf 29 december 2014 is er een nieuwe Europese regelgeving van kracht die moet worden toegepast door alle Lidstaten ivm reizen met gezelschapsdieren (honden, katten en fretten).
 Deze harmonisatie bedoelt een gemeenschappelijke aanpak in de strijd tegen hondsdolheid in Europa.  Rabiës of hondsdolheid is een dierziekte die wereldwijd verspreid is en jaarlijks aan meer dan 50.000 mensen het leven kost. Omwille van het sluipende en dodelijke karakter van de ziekte, is de invoer van honden en katten vanuit andere lidstaten van de EU en van buiten de EU streng gereglementeerd. Deze verstrenging van de maatregelen wijst op de grote bezorgdheid en het belang dat Europa hecht aan de strijd tegen hondsdolheid.    
 
 OSE
 
 Overdraagbare spongiforme encefalopathieën of OSE (Engels: TSE) zijn ziekten die de hersenen en het zenuwstelsel van dieren progressief aantasten. Deze ziekten worden veroorzaakt door bepaalde infectieuze eiwitten, prionen genaamd. De bekendste OSE is BSE of boviene spongiforme encefalopathie, beter gekend als de gekkekoeienziekte.
 Een bewaking van OSE bij runderen, schapen en geiten werd uitgevoerd in veehouderijen, op markten, bij het vervoer en in de slachthuizen. De hersenen van alle verdachte dieren werden geanalyseerd door het CODA. 
     Traceerbaarheid van rundvlees
 
 In mei 2012 kreeg België officieel het statuut van verwaarloosbaar risico op   BSE. Om een doeltreffende bestrijding van de ziekte te blijven garanderen voert   het FAVV DNA-tests uit om de traceerbaarheid van rundvlees te kunnen   controleren. Met dit doel wordt in het slachthuis een stukje van het oor van   alle geslachte runderen bewaard en de opvolging van het dier wordt verzekerd   door het Sanitel systeem.  In uitsnijderijen en slagerijen worden stalen  rundsvlees verzameld waarop DNA-analyses worden uitgevoerd. Het vlees wordt  vervolgens teruggetraceerd tot op niveau van het slachthui: een DNA-analyse  wordt uitgevoerd op het oor die in het slachthuis wordt bewaard en op het  vlees. In geval er geen overeenstemming is tusssen het DNA van het vlees en het  DNA van het dier, wordt een onderzoek uitgevoerd naar de redenen te onderzoeken.    
    
    | Aantal missies | Aantal   operatoren |  
    | 362 | 340 |    
  
    |  | Aantal   monsternemingen | Gunstige   monsternemingen | Aantal   maatregelen |  
    | Traceerbaarheid uitsnijderijen | 91 | 96,7% |  |  
    | Traceerbaarheid vleeswinkels | 289 | 81,0% | 2 |  
    | Totaal | 380 | 92,4% | 2 |    
  Maatregelen naar aanleiding van non-conformiteiten
 
  
    |  | Aantal   maatregelen |  
    | Waarschuwingen | 1 |  
    | Andere | 1 |  
    | Totaal | 2 |    
     Controle op de vereisten inzake preventie BSE: feedban
 
 In het kader  van de BSE-bestrijding, voert het FAVV controles uit om na te gaan of er geen  verboden dierlijke eiwitten aanwezig zijn, in het bijzonder door  kruiscontaminaties in voeder voor herkauwers. Onvoldoende zuivere rundvetten  zijn eveneens verboden. Er worden ook analyses uitgevoerd voor de opsporing van  GTH (glycerol triheptanoaat) dat als merker wordt toegevoegd aan diermeel en  dierlijke vetten, aangezien deze niet mogen gebruikt worden in diervoeders.    
    
    | Aantal missies | Aantal operatoren |  
    | 1.641 | 1.636 |  
  
 
 
  
    |  | Aantal inspecties | Gunstige inspecties |  
    | Traceerbaarheid (identificatie en registratie inbegrepen) | 1.677 | 100% 
 |  
  
 Deze resultaten zijn vergelijkbaar met deze van 2013 en 2014.
   
 
 Vogelgriep
 
 Sinds 2003 organiseert het Voedselagentschap jaarlijks een monitoring van vogelgriepvirussen. Deze monitoring wordt uitgevoerd aan de hand van serologische onderzoeken bij pluimvee en virologische onderzoeken bij wilde vogels en is er vooral op gericht om laagpathogene virussen op te sporen (types H5 en H7) die belangrijk zijn voor pluimvee. Daarnaast werd ook veel aandacht besteed aan verdachte sterfte bij wilde vogels, wat steeds een indicatie kan zijn van de introductie van het H5N1-virus, dat voor de mens een groter risico inhoudt dan andere vogelgriepvirussen.
 Voor de monitoring bij wilde vogels wordt samengewerkt met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBINW), het "Réseau de surveillance sanitaire de la faune sauvage" van de Université de Liège en de natuurdiensten van de Gewesten. De monsternemingen bij pluimvee worden uitgevoerd door het FAVV, DGZ en ARSIA. Er worden zowel levende wilde vogels als kadavers van wilde vogels en pluimvee bemonsterd en onderzocht.  De resultaten van de analyses zijn beschikbaar op de website van het FAVV.  
 
 
 West Nile virus
 
 Sinds 2010 wordt door het FAVV jaarlijks een monitoring georganiseerd van het West Nile virus. Dit virus kan bij mensen West-Nijlkoorts veroorzaken, een ziekte die door muggen wordt overgedragen met soms een dodelijke afloop. Vogels zijn het reservoir van dit virus, ook andere diersoorten zoals bv paarden kunnen besmet worden. Hoewel de ziekte nog nooit in België werd aangetroffen, heeft dit virus zich al wel volop in Zuid- en Zuidoost-Europa genesteld; van daaruit kan het snel ons land bereiken.
 De monsternemingen werden op dezelfde wijze uitgevoerd als voor de vogelgriep.  
 
 Cysticercose
 
 Cysticercen zijn larvale tussenstadia van lintwormen die bij consumptie door de mens kunnen aanleiding geven tot het ontstaan van een volwassen lintworm. Bij een gelokaliseerde infestatie met cysticercen wordt een koudebehandeling toegepast: het vlees wordt ten minste 10 dagen aan -18°C bewaard, waarna het geschikt is voor humane consumptie. Bij een veralgemeende infestatie met cysticercen worden de karkassen afgekeurd.
 In 2015 werden in de slachthuizen bij runderen 1.242 gevallen van gelokaliseerde cysticercose (978 in 2013, 1.154 in 2014) en 11 gevallen van veralgemeende cysticercose (16 in 2013, 18 in 2014) aangetroffen.  
 
 
 Equine infectieuze anemie
 
 Er werd sinds 2013 geen enkele uitbraak van equine infectieuze anemie vastgesteld.
 
 
 Ziekten bij aquacultuurdieren
 
   In 2015 werden twee  uitbraken van 
virale hemorragische septicemie en een uitbraak van 
infectieuze hematopoïetische  necrose
 vastgesteld in pisciculturen.  De nodige maatregelen om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan werden ingesteld 
  in afwachting dat de vissen werden verwijderd en de installaties geledigd, gereinigd en ontsmet werden (verbod op verplaatsing van levende vissen, beheer van afval/water/materiaal). 
 
 
 Bijenziekten
 
 
 Het FAVV voert een passieve bewaking uit van de officiële bijenziekten. 
 
 |