Gezonde slachtrunderen niet meer onderworpen aan een verplichte BSE-test
Gezonde slachtrunderen in het slachthuis worden vanaf 1 januari 2013 niet meer onderworpen worden aan een verplichte snelle test voor het opsporen van boviene spongiforme encefalopathie (BSE). Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft hierover op 12 december een gunstig advies gegeven. Deze maatregel zal van toepassing zijn in alle lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Bulgarije en Roemenië. De bemonstering van de risicorunderen wordt na 1 januari 2013 ongewijzigd verder gezet.
BSE is een overdraagbare aandoening bij runderen die de hersenen treft en steeds tot de dood van het dier leidt. Er wordt verondersteld dat de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD) bij de mens, kan veroorzaakt zijn door overdracht van het BSE-agens van runderen naar de mens.
De BSE-epidemie begon in 1986 in het Verenigd Koninkrijk, van waaruit ze zich verder verspreidde. In 1997 werd het eerste BSE-geval in België vastgesteld, waarna een officieel BSE-bewakingsprogramma werd opgestart waarbij alle klinisch verdachte runderen verplicht onderzocht werden.
Het programma werd in 2001 uitgebreid met een actief bewakingssysteem, waarbij aanvankeljk gezonde slachtrunderen ouder dan 30 maanden en risicorunderen (noodslachtingen en gestorven runderen) ouder dan 24 maanden onderworpen werden aan een snelle test om BSE op te sporen. In totaal werden in België 133 BSE-gevallen vastgesteld, waarbij de laatste twee gevallen dateren van 2006. Hiervan werden er 63 gevonden bij de testen uitgevoerd in het slachthuis, 32 bij de testen op runderkadavers in het vilbeluik en 38 bij klinische verdenkingen op de boerderij.
Gezien de gunstige evolutie van de BSE-situatie in België en de Europese Unie, werd sedert 2009 de minimumleeftijd van de aan de testen onderworpen runderen enkele malen opgetrokken. Risicorunderen worden sedert 2009 bemonsterd vanaf een leeftijd van 48 maanden en vanaf juli 2011, de minimumleeftijd van de gezonde slachtrunderen werd verhoogd tot 72 maanden.
Sedert de start van de actieve bewaking in 2001 werden in ons land al meer dan 4.100.000 snelle BSE-testen uitgevoerd. In 2001 werden in ons land 377.909 testen uitgevoerd, in 2009 werden net geen 226.000 runderen getest en in 2012 daalde het aantal testen verder tot 133.640. In 2013 zullen naar schatting nog 28.000 à 29.000 testen worden uitgevoerd op risicorunderen. Hiermee voldoet België ruimschoots aan de normen van de Werelddierengezondheidsorganisatie (OIE) voor de bewaking BSE. Door het blijven testen van de ‘risicodieren’ (noodslachtingen, kadavers en klinische verdenkingen), blijft een snelle detectie van een mogelijke heropflakkering van BSE of van een nieuwe TSE-variant, dus gegarandeerd. Gezien de gunstige situatie, heeft België in mei 2012 de status “verwaarloosbaar risico voor BSE” verkregen van het OIE.
In de hele Europese Unie werden in de periode 2001 tot 2011 reeds meer dan 102 miljoen BSE-testen uitgevoerd, waarvan tussen 2002 en 2008 gemiddeld een 10 miljoen per jaar, in 2009 en 2010 nog 7,5 miljoen testen en in 2011 6,3 miljoen testen.
(bron: EU Annual TSE Report 2011:
http://ec.europa.eu/food/food/biosafety/tse_bse/monitoring_annual_reports_en.htm. )
De overige maatregelen in het kader van de BSE-bestrijding worden ongewijzigd gehandhaafd. Om de volksgezondheid te beschermen, wordt sedert 1998 in ons land in het slachthuis het gespecificeerd risicomateriaal (GRM), ondermeer hersenen en ruggenmerg, verwijderd uit alle runderkarkassen bestemd voor menselijke consumptie. Daarnaast is het sinds 2001 verboden om dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren te voederen, om de verspreiding van de ziekte via het diervoeder te voorkomen (feed ban). Deze twee maatregelen liggen aan de basis van de bescherming van de gezondheid van mens en dier en vormen ook in de toekomst de hoekstenen van het Europees BSE-beleid.
|