 |
| 24 APRIL 2013 |
| |
|
|
VERHOOGDE WAAKZAAMHEID VOOR RUNDERTUBERCULOSE
België is officieel vrij van rundertuberculose sinds 25 juni 2003. Dit betekent niet dat zich geen gevallen meer kunnen voordoen. Recent zijn immers toch nog enkele haarden vastgesteld. Vaak is al een groot deel van de runderen in de haard aangetast. Mits een correcte uitvoering van de tuberculinaties en een nauwgezette postmortemkeuring zou een besmetting sneller kunnen worden gedetecteerd.
De voorbije maanden werden 3 primaire haarden van rundertuberculose ontdekt waarvan 2 na vaststelling van verdachte letsels in het slachthuis en 1 in het kader van de wintercampagne. Inmiddels werden in het kader van de opvolging van de contactbedrijven van deze haarden al 3 secundaire haarden gevonden. De tuberculinaties op de contactbedrijven lopen nog en de kans is groot dat er nog bijkomende haarden zullen ontdekt worden.
Er zijn aanwijzingen dat de tuberculinaties in het verleden niet altijd zorgvuldig werden uitgevoerd. Op de website van het FAVV is meer informatie te vinden over de diagnostiek van tuberculose in het algemeen en de uitvoering van de tuberculinatie in het bijzonder.
zie : http://www.favv-afsca.fgov.be/dierengezondheid/tuberculose/
Het FAVV dringt erop aan dat de procedures in verband met de uitvoering van de tuberculinaties en de melding van de uitvoering en de aflezing strikt opgevolgd worden. Indien de veehouder onvoldoende medewerking verleend (in bedwang houden van de dieren en dergelijke), moet dit gemeld worden aan de PCE.
De keuring in de slachthuizen is ook een belangrijk onderdeel van de bewaking van rundertuberculose. Verdachte letsels moeten steeds aan het CODA worden overgemaakt met het oog op de opsporing van Mycobacterium bovis. Aangezien de letsels soms discreet zijn dient het postmortemonderzoek steeds met volle aandacht en in goede omstandigheden te gebeuren.
Rundertuberculose blijft een belangrijke ziekte in gans Europa. Momenteel werkt het FAVV aan een actieplan om de bestrijding van rundertuberculose te intensifiëren. Voor de controle en uiteindelijke uitroeiing van deze ziekte is de medewerking van de dierenartsen echter essentieel.
|
|
|
|