Resultaten van het Epilobee-project 2012-2013: winter- en seizoenssterfte van de Belgische honingbijen
In september 2012 ging het Epilobee-project van het FAVV van start. Epilobee is een Europese pilootstudie waaraan 17 EU-lidstaten deelnemen. Hoofddoel van deze studie is het onderzoeken van de bijensterfte, zowel tijdens de winter als tijdens het honingseizoen.

Tijdens dit project werden 150 Belgische imkers, verspreid over het volledige Belgische grondgebied, 3 maal bezocht: een eerste keer in oktober 2012, waarbij de sterkte van de geselecteerde bijenkolonies werd bekeken. Een tweede keer in het voorjaar van 2013, waarbij de wintersterfte van deze bijenvolken werd geregistreerd. Het derde en laatste bezoek waarbij de zomersterfte werd bestudeerd, vond plaats in de zomer van 2013.

Na afloop van de drie bezoekreeksen werden alle gegevens overgemaakt aan het Europees referentielaboratorium voor de bijengezondheid ANSES, dat de sterftecijfers voor alle deelnemende lidstaten berekende. De sterftecijfers werden op 7 april, tijdens een Europese conferentie over de bijengezondheid, openbaar gemaakt.

De gemiddelde bijensterfte in België bedroeg tijdens de winter 2012-2013 meer dan 20%. De gemiddelde bijensterfte tijdens de zomer 2013 bedroeg ± 9 %. Deze sterftecijfers behoren tot de hoogste van Europa en liggen in lijn met eerdere studies die door verschillende wetenschappelijke groepen in ons land werden uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bijensterfte sinds begin de jaren 2000 in stijgende lijn is.

Bijensterfte heeft meerdere oorzaken waarvan er verschillende vandaag nog niet (volledig) gekend zijn. De varroamijt is wellicht de meest vernoemde oorzaak van de bijensterfte. Daarnaast zijn er nog tal van andere parasieten, virussen en bacteriën met een negatieve invloed op de bijengezondheid. Verder leidt het verlies aan biodiversiteit en de toenemende monoculturen in de landbouw tot een te beperkte of te eenzijdige voeding voor de bijen. Tenslotte worden ook pesticiden en biociden vaak vernoemd als (mede-)veroorzaker van de bijensterfte.

In de studie werd naast de bijensterfte ook de aanwezigheid van bepaalde bijenziektes (varroase, nosemose, Amerikaans en Europees vuilbroed, bepaalde virussen) bekeken. Hierbij werd een relatief groot aantal varroamijten in de onderzochte bijenkolonies aangetroffen. Dit kan een mogelijke verklaring zijn voor de hoge sterftecijfers. Daarnaast mogen de bijzondere weersomstandigheden in de winter 2012-2013 en tijdens het voorjaar 2013 niet uit het oog verloren worden. In het voorjaar 2013 bleken heel wat kolonies over onvoldoende voedsel te beschikken. Door het slechte weer konden zij hun kasten niet verlaten. Daarenboven was er in het voorjaar onvoldoende stuifmeel en nectar beschikbaar door de late bloei van bloemen en planten.

De hierboven vernoemde redenen vormen een mogelijke verklaring voor de hoge sterftecijfers. Toch is verder onderzoek nodig om hierover definitief uitsluitsel te krijgen. Het Epilobee-project bestudeerde maar een beperkt aantal factoren. Daarenboven zijn de resultaten van slechts 1 jaargang bekend. In oktober 2013 ging een tweede jaargang van het project van start. In het voorjaar van 2015 zal het duidelijk zijn of de tendensen, die werden vastgesteld tijdens jaargang 1, zich verder zetten.

Het FAVV wenst hierbij nogmaals alle betrokkenen te bedanken voor hun medewerking: de bezochte imkers, de bijenteeltfederaties, de assistenten voor de bijenteelt, het nationaal referentielaboratorium voor bijengezondheid CODA, het laboratorium voor zoöfysiologie van de UGent en de faculteit Gembloux Agro-Bio Tech van de ULg.

Résultats du projet Epilobee 2012-2013 : mortalité hivernale et saisonnière des abeilles belges

En septembre 2012 a été lancé le projet Epilobee de l'AFSCA. Epilobee est une étude européenne pilote à laquelle participent 17 Etats membres de l'UE. Le but principal de cette étude est d'étudier la mortalité des abeilles, tant pendant l'hiver que pendant la saison de récolte du miel.

Dans le cadre de ce projet, 150 apiculteurs belges répartis sur tout le territoire de la Belgique ont été visités 3 fois : une première fois en octobre 2012, visite au cours de laquelle on a examiné la force initiale des colonies d'abeilles sélectionnées. Une deuxième fois au printemps 2013, où a été enregistrée la mortalité hivernale de ces colonies. Lors de la troisième et dernière visite, on a étudié la mortalité saisonnière, cette visite a eu lieu en été 2013.

A l'issue des trois séries de visites, toutes les données ont été transmises au laboratoire de référence européen pour la santé des abeilles ANSES, qui a calculé les chiffres de mortalité pour tous les Etats membres participants. Ces chiffres ont été publiés le 7 avril, lors d'une conférence européenne sur la santé des abeilles.

La mortalité moyenne des abeilles en Belgique au cours de l'hiver 2012-2013 était plus de 20%. Au cours de l'été 2013, elle s'élevait à ± 9 %. Ces chiffres de mortalité figurent parmi les plus élevés d'Europe et sont dans le droit fil d'études antérieures menées par plusieurs groupes scientifiques dans notre pays. Il en ressort que la mortalité des abeilles est en croissance depuis le début des années 2000.

La mortalité des abeilles est due à diverses causes, dont plusieurs ne sont pas encore (totalement) connues aujourd'hui. L'acarien varroa est la cause la plus citée de la mortalité des abeilles. En outre, il y a encore un bon nombre d'autres parasites, virus et bactéries qui exercent un effet négatif sur la santé des abeilles. Ensuite, la perte de biodiversité et les monocultures croissantes en agriculture entraînent une alimentation trop limitée ou trop unilatérale des abeilles. Enfin, les pesticides et biocides sont aussi souvent cités comme cause (partielle) de la mortalité des abeilles.

Dans l'étude, outre la mortalité des abeilles, on a aussi examiné la présence de certaines maladies des abeilles (varroase, nosémose, loque américaine et européenne, certains virus). A cette occasion, on a détecté la présence d'un nombre relativement élevé d'acariens varroa dans les colonies d'abeilles examinées. Ce qui peut être une explication éventuelle pour les chiffres de mortalité élevés. En outre, il ne faut pas perdre de vue les conditions climatiques exceptionnelles de l'hiver 2012-2013 et du printemps 2013. Au cours de ce printemps 2013, bon nombre de colonies se sont avérées disposer d'une quantité insuffisante de nourriture. En raison du mauvais temps, elles ne pouvaient pas quitter leurs ruches. De plus, à cause de la floraison tardive des fleurs et des plantes il n'y a pas eu de pollen et de nectar disponibles en quantité suffisante.

Les motifs précités constituent une explication possible aux chiffres de mortalité élevés. Cependant, une poursuite de l'étude est nécessaire pour obtenir une réponse définitive à ce sujet. Le projet Epilobee n'a, en effet, étudié qu'un nombre limité de facteurs. De plus, on ne connaît les résultats que d'une année. En octobre 2013, une deuxième année du projet a démarré. Au printemps 2015, on saura clairement si les tendances constatées pendant la première année se poursuivent.

L'AFSCA souhaite remercier une nouvelle fois toutes les personnes concernées pour leur collaboration : les apiculteurs visités, les fédérations apicoles, les assistants apicoles, le laboratoire national de référence CERVA, le laboratoire de zoophysiologie de l'UGent et la faculté Gembloux Agro-Bio Tech de l'ULg.