


|
 |
|
VASTSTELLING VAN DE KLEINE BIJENKASTKEVER (AETHINA TUMIDA) IN ITALIE
Midden september werd de kleine bijenkastkever, Aethina tumida, aangetroffen in Gioia Tauro in Calabrië, Italië. De eerste haard betrof een bijenkast die als ‘lokaas’ werd geplaatst nabij de haven van Gioia Tauro.
Het epidemiologisch onderzoek in de schutkring bracht nog andere haarden aan het licht. Naast volwassen kevers werden ook larven aangetroffen, wat erop wijst dat de kever zich ook verder voortplant en verspreidt.
De Italiaanse overheid controleert momenteel alle bijenstanden in een gebied van 20 kilometer rondom de haarden en wordt hierbij bijgestaan door specialisten van het Europees referentielaboratorium voor bijengezondheid ANSES. Alle verkeer van bijen en –materiaal uit de zones rond de haarden (straal van 100 km) is verboden.
De kleine bijenkastkever is afkomstig uit Afrika maar koloniseert intussen ook Noord-Amerika en Australië. Tot op heden was Europa vrij van deze parasiet. In 2004 werd een geïsoleerd geval vastgesteld in Portugal. Deze haard kon evenwel onmiddellijk worden ingedijkt. Sindsdien is de kever toegevoegd aan de lijst met officieel bestreden dierziekten in de EU en gelden er regels voor het handelsverkeer en de invoer van bijen. Alle aangetaste bijenkolonies moeten vernietigd worden.
Een volwassen kever is tussen 5 en 7 mm groot en donker van kleur (bruin tot zwart). Volwassen kevers kunnen verschillende kilometers vliegen. De kevers leggen hun eitjes in de bijenkast. Het zijn de roomwitte larven (tot 1 cm lang) die ernstige schade aan de bijenkolonie toebrengen. De larven graven gangen in de raten en vernielen het broed. Zij voeden zich met bijenlarven, pollen en honing. De honing in de kast wordt onbruikbaar aangezien zij vergist door de uitwerpselen van de larven van de kever. De larven verpoppen zo’n 10 tot 30 cm onder de grond rondom de aangetaste bijenkast.
Het risico op insleep ligt bij het binnenbrengen van ‘exotisch’ fruit, hout, planten,… uit landen waar de parasiet aanwezig is. Ook het invoeren van bijen en –materiaal vormt een reëel risico voor de introductie van de kever. Alle bijen die worden vervoerd binnen de EU moeten vergezeld gaan van een veterinair certificaat dat garandeert dat de dieren afkomstig zijn van een gebied dat vrij is van A. tumida en dat ze gecontroleerd werden op de mogelijke aanwezigheid van de kever1. Bijen die van buiten de EU worden geïmporteerd, moeten eveneens vergezeld gaan van een veterinair certificaat. Daarenboven moeten zij afkomstig zijn van een land of gebied dat voorkomt op een lijst die door de Europese Commissie werd opgesteld2. Gebieden waar de kleine bijenkastkever opduikt, worden van de lijst verwijderd.
Het FAVV roept op tot extra waakzaamheid. Elke verdenking van de aanwezigheid van de kleine bijenkastkever moet onmiddellijk aan de PCE worden gemeld. Het verhandelen van bijen en –materiaal moet met de nodige omzichtigheid gebeuren. Elke zending van bijen uit het buitenland moet vergezeld gaan van een veterinair certificaat en moet afkomstig zijn van een ‘toegelaten’ land of gebied.
Voor meer informatie kan u terecht op de website van het FAVV:
http://www.favv.be/bijenteelt/dierengezondheid/#aethina
Volwassen kever (5-7 mm): |
|
Larve (~ 1 cm): |
 |
 |
 |
Photos © Food and Environment Research Agency (Fera – England), Friedrich Loeffler Institute (FLI - Germany)
1 Artikel 8 bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt.
2 Artikel 7 en bijlage I, deel II bij Verordening (EU) Nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering.
CONSTATATION DE LA PRÉSENCE DU PETIT COLÉOPTÈRE DES RUCHES (AETHINA TUMIDA) EN ITALIE
A la mi-septembre, la présence du petit coléoptère des ruches, Aethina tumida, a été détectée à Gioia Tauro en Calabre, Italie. Le premier foyer concernait une ruche qui avait été placée comme 'appât' à proximité du port de Gioia Tauro.
L'enquête épidémiologique dans la zone de protection a encore mis au jour d'autres foyers. Outre des coléoptères adultes, on a également trouvé des larves, ce qui indique que le coléoptère continue aussi à se reproduire et à se propager.
Les autorités italiennes contrôlent actuellement tous les ruchers dans un rayon de 20 kilomètres autour des foyers, elle est secondée dans cette tâche par des spécialistes du laboratoire européen de référence pour la santé des abeilles ANSES. Tout mouvement d'abeilles et de matériel apicole est interdit en provenance de la zone entourant le foyer (rayon de 100 km).
Le petit coléoptère des abeilles est originaire d'Afrique mais colonise désormais aussi l'Amérique du Nord et l'Australie. Jusqu'à présent, l'Europe était indemne de ce parasite. En 2004, un cas isolé a été constaté au Portugal. Ce foyer a cependant pu être endigué immédiatement. Depuis lors, le coléoptère a été ajouté à la liste des maladies animales officiellement luttées dans l'UE, et des règles sont en vigueur pour les échanges et l'importation d'abeilles. Toutes les colonies d'abeilles atteintes doivent être détruites.
Un coléoptère adulte mesure entre 5 et 7 mm de long et est de couleur foncée (brun à noir). Les adultes peuvent voler sur plusieurs kilomètres. Les coléoptères pondent leurs œufs dans la ruche. Les larves sont de couleur blanc crème (jusqu'à 1 cm de long) et provoquent de sérieux dégâts à la colonie d'abeilles. Les larves creusent des galeries dans les rayons et détruisent le couvain. Elles se nourrissent de larves d'abeilles, de pollen et de miel. Le miel de la ruche devient inutilisable car il fermente à cause des déjections des larves du coléoptère. Les larves se chrysalident à quelque 10 à 30 cm sous la terre autour de la ruche atteinte.
Le risque d'introduction du parasite est lié à l'introduction de fruits, de bois, de végétaux 'exotiques', … provenant de pays où le parasite est présent. L'introduction d'abeilles et de matériel apicole constitue également un risque réel d'introduction du coléoptère. Toutes les abeilles échangées dans l'UE doivent être accompagnées d'un certificat vétérinaire garantissant que les animaux proviennent d'une zone indemne de A. tumida et qu'ils ont été contrôlés quant à la présence possible du coléoptère1. Quant aux abeilles importées de l'extérieur de l'UE, elles doivent également être accompagnées d'un certificat vétérinaire. De plus, elles doivent provenir d'un pays ou d'une zone figurant sur une liste établie par la Commission européenne2. Les zones où le petit coléoptère des ruches fait son apparition sont retirées de la liste.
L'AFSCA invite à un surcroît de vigilance. Toute suspicion de la présence du petit coléoptère des ruches doit immédiatement être notifiée à l'UPC. La commercialisation d'abeilles et de matériel apicole doit se faire avec la prudence nécessaire. Tout envoi d'abeilles depuis l'étranger doit être accompagné d'un certificat vétérinaire et doit provenir d'un pays ou d'une zone 'autorisé(e)'.
Pour plus d'informations, veuillez consulter le site web de l'AFSCA
:
http://www.afsca.be/apiculture/santeanimale/#aethina
Coléoptère adulte (5-7 mm) : |
|
Larve (~ 1 cm) : |
 |
 |
 |
Photos © Food and Environment Research Agency (Fera – England), Friedrich Loeffler Institute (FLI - Germany)
1 Article 8 de la Directive 92/65/CEE du Conseil du 13 juillet 1992 définissant les conditions de police sanitaire régissant les échanges et les importations dans la Communauté d'animaux, de spermes, d'ovules et d'embryons non soumis, en ce qui concerne les conditions de police sanitaire, aux réglementations communautaires spécifiques visées à l'annexe A section I de la directive 90/425/CEE.
2 Article 7 et annexe I, partie II du Règlement (UE) n° 206/2010 de la Commission du 12 mars 2010 établissant des listes des pays tiers, territoires ou parties de pays tiers ou territoires en provenance desquels l’introduction dans l’Union européenne de certains animaux et viandes fraîches est autorisée, et définissant les exigences applicables en matière de certification vétérinaire.
|
|
|
|