|
 |
|
EEN GEVAL VAN "ATYPISCHE" RABIËS BESMETTING ONTDEKT BIJ EEN VLEERMUIS
Op 6 oktober 2016 werd een geval van “atypische rabiës” bevestigd in België door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). De ziekte werd aangetroffen in een vleermuis die door een voorbijganger werd opgeraapt in de gemeente Bertrix (in de provincie Luxemburg). Aangezien deze persoon werd gebeten, ondergaat hij momenteel een behandeling tegen hondsdolheid na mogelijke blootstelling aan het virus.
Niet te verwarren!
Het genotype van het rabiësvirus (EBL-1 European Bat LyssaVirus-1) verschilt van het genotype van het klassieke rabiësvirus (RabV), beter gekend als “Hondsdolheid”.
Klassieke rabiës is een dodelijke ziekte die op de mens kan worden overgedragen door beten van een besmet dier. Deze ziekte komt niet meer voor in België sinds 2008 (een pup geïmporteerd uit Marokko). De laatste gevallen van inheemse hondsdolheid werden vastgesteld in 1998 (vossen) en 1999 (rund).
Atypische rabiës, een ziekte die sinds meerdere jaren ook wordt vastgesteld in de buurlanden, treft voornamelijk vleermuizen (in het bijzonder de soort Eptesicus serotinus). De ziekte kan occasioneel leiden tot de besmetting en de dood van andere zoogdieren, WAARONDER DE MENS. Het is echter niet bewezen dat er overdracht is tussen gastheerdieren. Het heropduiken van hondsdolheid in België zoals in het verleden, moet dus niet worden gevreesd.
Bij het bepalen van de status van een land m.b.t. hondsdolheid wordt atypische rabiës niet in rekening genomen. Bijgevolg brengt één geval van rabiës van het type EBL-1 de ziektevrije status van België niet in het gedrang (vrij van hondsdolheid sinds 2001). Het vaccinatiebeleid wordt niet in twijfel getrokken.
Aangezien EBL-1 en RabV genotypisch verwant zijn, biedt vaccinatie tegen klassieke hondsdolheid voldoende bescherming tegen EBL-1 (bronnen: WGO, Eurosurveillance).
Welke aanbevelingen
Het risico voor de volksgezondheid dient ernstig te worden genomen.
Er wordt aanbevolen nooit vleermuizen (of andere wilde dieren) die GEWOND OF DOOD zijn op te rapen en ook ieder contact tussen deze dieren en huisdieren te vermijden.
In zulke gevallen wordt aanbevolen om de regionale overheden die bevoegd zijn voor wilde fauna op de hoogte te brengen (Wallonië: Réseau Sanitaire de Surveillance de la Faune sauvage : 0478 28 05 90 ; Vlaanderen en Brussel: 02/373 3150).
In geval van een beet of contact met een zieke of dode vleermuis wordt aanbevolen om een dokter te raadplegen.
Informatie over rabiës: op http://www.favv.be/dierengezondheid/rabies/
Informatie “Volksgezondheid”: WIV: 02 373 3150
 |
Directie “Dierengezondheid en Veiligheid van de Dierlijke Producten”
DG Controlebeleid – FAVV |
UN CAS DE RAGE « ATYPIQUE » (AÉRIENNE) DÉCOUVERT CHEZ LES CHAUVE-SOURIS
Ce 6 octobre 2016, un cas de rage dite « atypique » ou « aérienne », a été confirmé en Belgique par l’Institut de Santé Publique (ISP) chez une chauve-souris ramassée par un passant dans la commune de Bertrix (province de Luxembourg). Ayant été mordue, cette personne se trouve actuellement sous traitement antirabique post-exposition.
Pas de confusion !
Le génotype du virus de la rage « aérienne » ( EBL-1 European Bat LyssaVirus-1) est différent du génotype du virus de la rage « classique » (RabV), que l’on connaît aussi sous les noms de rage « Canine », « Vulpine », « Citadine » ou « Terrestre ».
La rage classique est une maladie mortelle pouvant être transmise à l’homme par morsure d’un animal infecté. Cette maladie est absente en Belgique depuis 2008 (chiot importé du Maroc) ; les derniers cas de rage autochtone avaient été identifiés en 1998 (renards) et 1999 (bovin).
La rage aérienne, identifiée pour la première fois en Belgique, mais présente dans les pays frontaliers depuis plusieurs années, affecte principalement les chauve-souris (en particulier les sérotines). Cependant, la maladie peut occasionnellement contaminer et causer la mort d’autres mammifères, DONT l’HOMME, sans évidence cependant d’une transmission entre hôtes terrestres (culs-de-sac épidémiologiques). La réémergence de la rage en Belgique, telle qu’elle a été présente dans le passé n’est donc pas à craindre.
La rage aérienne n’est pas prise en compte dans la détermination du statut d’un pays vis-à-vis de la rage ; de ce fait, l’apparition d’un cas de rage à EBL-1 ne remet pas en question le statut de la Belgique (indemne depuis 2001). La politique de vaccination n’est pas remise en cause.
EBL-1 et RabV étant proches génotypiquement, la vaccination anti-rabique classique offre une protection raisonnable contre EBL-1 (sources : OMS, Eurosurveillance).
Quelles recommandations ?
Le risque de santé publique doit être néanmoins considéré avec sérieux.
Il est dès lors recommandé d’informer les personnes potentiellement concernées, ou qui poseraient la question, de ne jamais ramasser de chauve-souris (ou d’autres animaux sauvages, d’une manière générale) BLESSEE OU MORTE, ainsi d’éviter tout contact entre ces animaux et leur animal domestique.
Il est indiqué dans de tels cas de contacter les Autorités régionales compétentes en matière de faune sauvage (Wallonie : Réseau de Surveillance Sanitaire de la Faune sauvage : 0478 28 05 90 ; Flandre et Bruxelles : 02/373 3150).
En cas de morsure ou de contact avec une chauve-souris malade ou morte, il est recommandé de contacter un médecin.
Informations sur la rage : www.afsca.be/santeanimale/rage
Informations « Santé publique » : ISP : 02 373 3150
 |
La Direction « Santé des Animaux et Sécurité des Produits Animaux »
DG Politique de Contrôle – AFSCA |
|
|