Klik hier als de mail niet leesbaar is :: Cliquez-ici si l'email est illisible

31/10/2016 Version française en-dessous Communicatie van de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen inzake het nieuwe koninklijk besluit van 18 september 2016 houdende de preventie en de bestrijding van hondsdolheid. NIEUWE MAATREGELEN OM HONDSDOLHEID TE VOORKOMEN EN TE BESTRIJDEN Sinds 27 oktober 2016 gelden nieuwe maatregelen om verdachte gevallen van hondsdolheid te melden en af te handelen. De vorige wetgeving dateerde al van 1967 en was niet meer op de huidige situatie afgestemd. Het is belangrijk te melden dat het hier over een langdurig project gaat dat niet het gevolg is van de recente ontdekking van een geval van atypische rabiës bij een vleermuis in Bertrix. Na breed overleg met alle betrokkenen is het KB van 18 september 2016 gepubliceerd. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) stellen u de belangrijkste punten ervan voor. Verdachte gevallen: de dierenarts meldt rechtstreeks aan de provinciale controle-eenheid Een verantwoordelijke (houder of eigenaar) die vermoedt dat zijn dier met hondsdolheid is besmet, moet onmiddellijk beroep doen op een erkende dierenarts. De dierenarts in kwestie bezorgt aan de provinciale controle-eenheid (PCE) van het FAVV: zijn vaststellingen, de elementen van het epidemiologisch onderzoek (herkomst van het dier, contact met andere dieren, identificatiedocumenten…). In afwachting van de resultaten van het laboratorium- en/of epidemiologisch onderzoek, kan het FAVV bevelen om de verdachte dieren af te zonderen of onder toezicht te plaatsen. In het geval van bevestiging van hondsdolheid Als de resultaten van het laboratorium een besmetting met hondsdolheid bevestigen, dan bepaalt het FAVV de aanvangs- en einddatum van de kritieke periode en de zone van verhoogde waakzaamheid. De Minister van Landbouw beslist of de vaccinatie tegen hondsdolheid verplicht wordt. Kritieke periode Het FAVV bepaalt de kritieke periode en beveelt de euthanasie van alle dieren die in deze tijdspanne mogelijk besmet zijn: elk dier dat door een besmet dier werd gekrabd of gebeten, elk carnivoor dier dat op hetzelfde adres als een besmet dier heeft verbleven, en er direct contact mee heeft gehad, elke hond, kat of fret die illegaal in België werd binnengebracht vanuit een risicoland (een land dat niet in bijlage II, deel 1 of deel 2 van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 577/2013 staat) Evenwel moeten geïdentificeerde en op geldige wijze tegen hondsdolheid gevaccineerde dieren niet worden afgemaakt. Wel kan het FAVV, voor de dieren die niet afgemaakt werden, opdragen om ze onder toezicht te plaatsen (maximaal zes maanden), af te zonderen en/of te vaccineren. Zone van verhoogde waakzaamheid Algemene voorzorgsmaatregelen Het FAVV bakent ook een zone van verhoogde waakzaamheid af rond de plaats waar het besmet dier zich heeft bevonden en/of waar mogelijke contacten met andere dieren hebben plaatsvonden. In deze zone kunnen tot zes maanden na de laatste vaststelling van hondsdolheid voorzorgsmaatregelen gelden. Zwervende dieren Alle zwervende honden en katten in de zone van verhoogde waakzaamheid worden zo snel mogelijk gevangen en in een schuthok geplaatst. Het betreft een geïdentificeerde hond of kat: het dier wordt vrijgegeven van zodra de eigenaar of houder bewijst dat het geldig gevaccineerd is. Zo niet wordt het eerst ter plaatse gevaccineerd alvorens terug te geven aan de verantwoordelijke. het dier moet thuis geïsoleerd worden en onder toezicht van een dierenarts staan (maximaal zes maanden). Het betreft een niet-geïdentificeerde hond of kat: het dier wordt zes maanden lang (vanaf de dag van opname) onder toezicht gehouden in het schuthok. na dit toezicht kan het ter adoptie worden aangeboden. Vaccinatie De Minister van Landbouw kan, op basis van de sanitaire situatie en een risicoanalyse, beslissen om de vaccinatie tegen hondsdolheid te verplichten. Ter herinnering: het laatste geval van inheemse rabiës dateert van 1999 en België is officieel vrij sinds 2001. Sinds 1 maart 2016 is de verplichte vaccinatie in België opgeheven. Enkel honden, katten en fretten die buiten België reizen of vanuit andere landen naar België komen, moeten nog gevaccineerd worden (zie persbericht van de Minister van Landbouw van 25/02/2016). Voor honden, katten en fretten wordt de vaccinatie ingevuld in het Europees paspoort. Voor de andere diersoorten wordt de vaccinatie ingeschreven op een vaccinatiecertificaat. Meer weten Lees de volledige tekst van het koninklijk besluit van 18 september 2016 houdende de preventie en de bestrijding van de hondsdolheid, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2016. Dit vervangt het koninklijk besluit van 10 februari 1967. Link naar Belgische Stadblad (NUMAC nummer : 2016024202) Contactgegevens van de bevoegde overheden voor hondsdolheid   Bevoegdheid Wie contacteren? Vleermuizen Gewesten Netwerk Wilde Dieren: - Wallonië : 0478 280590 - Brussel en Vlaanderen: 02 373 3150 Andere wilde dieren Gewesten Netwerk Wilde Dieren: - Wallonië : 0478 280590 - Brussel en Vlaanderen: 02 373 3150 Gezelschapsdieren FAVV PCE: http://www.favv.be/pce/ Grote huisdieren FAVV PCE: http://www.favv.be/pce/ Meer weten Directie “Dierengezondheid en Veiligheid van de Dierlijke Producten” DG Controlebeleid – FAVV Dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten DG 4 – FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Communication du SPF Santé publique et de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire suite à la publication du nouvel arrêté royal du 18 septembre 2016 relatif à la lutte et à la prévention contre la rage. NOUVELLES MESURES POUR PRÉVENIR ET LUTTER CONTRE LA RAGE Depuis le 27 octobre 2016, de nouvelles mesures sont en vigueur pour renseigner et gérer des cas suspects de rage. La législation précédente datait déjà de 1967 et n’était plus adaptée à la situation actuelle. Après une large concertation avec toutes les parties concernées, l’AR du 18 septembre 2016 est maintenant publié. Il est à noter qu’il s’agit d’un projet de longue date, il n’est donc pas lié à la découverte récente d’un cas de rage atypique chez une chauve-souris à Bertrix. Le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement et l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire (AFSCA) vous en présentent les points principaux. Cas suspects : le vétérinaire communique directement avec l’unité provinciale de contrôle de l’Agence Alimentaire Un responsable (détenteur ou propriétaire) qui suspecte que son animal puisse être infecté par la rage doit immédiatement faire appel à un vétérinaire agréé. Le vétérinaire en question fournit à l’unité provinciale de contrôle (UPC) de l’AFSCA : Ses constatations Les éléments de l’enquête épidémiologique (provenance de l’animal, contact avec d’autres animaux, documents d’identification…) En attendant les résultats de l’examen de laboratoire et/ou de l’enquête épidémiologique, l’AFSCA peut ordonner d’isoler ou de mettre sous surveillance les animaux suspects. En cas de confirmation de la rage Si les résultats de laboratoire confirment une contamination par la rage, l’AFSCA détermine alors les dates effectives de début et de fin de la période critique ainsi qu’une zone de vigilance accrue. Le Ministre de l’Agriculture décide si la vaccination contre la rage devient obligatoire. Période critique L’AFSCA détermine la période critique et ordonne l’euthanasie de tous les animaux qui dans ce laps de temps ont pu être infectés : Tout animal qui a été mordu ou griffé par un animal infecté Tout animal carnivore qui a séjourné à la même adresse qu’un animal infecté, et qui a eu des contacts directs avec celui-ci Tout chien, chat ou furet qui a été introduit illégalement en Belgique à partir d’un pays à risque (un pays qui n’est pas repris à l’annexe II, partie 1 ou partie 2 du règlement d’exécution (UE) n°577/2013) Les animaux identifiés qui ont été valablement vaccinés contre la rage, ne doivent cependant pas être euthanasiés. Pour tous les animaux qui n’ont pas été euthanasiés, l‘AFSCA peut imposer qu’ils soient placés sous surveillance (maximum 6 mois), isolés et/ ou vaccinés. Zone de vigilance accrue Mesures de précautions générales L’AFSCA délimite aussi une zone de vigilance accrue autour de l’endroit où l’animal infecté se trouve et/ ou autour de l’endroit où des contacts avec d’autres animaux ont pu avoir lieu. Les mesures de précautions peuvent rester d’application dans cette zone jusqu’à 6 mois après la constatation du dernier cas de rage. Animaux errants Tous les chiens et chats errants de la zone de vigilance accrue sont capturés aussi vite que possible et placés dans une fourrière. Chien ou chat identifié : L’animal est libéré dès que son propriétaire ou détenteur prouve qu’il a été valablement vacciné. Si ce n’est pas le cas, il est d’abord vacciné sur place, avant d’être rendu à son responsable. A la maison, l’animal doit être isolé et placé sous la surveillance d’un vétérinaire (maximum 6 mois). Chien ou chat non identifié L’animal est maintenu sous surveillance à la fourrière durant 6 mois (à compter du jour de sa mise sous surveillance). Après cette période, l’animal peut être confié à l’adoption. Vaccination Le Ministre de l’Agriculture peut, sur base de la situation sanitaire et d’une évaluation de risque, décider de rendre la vaccination contre la rage obligatoire. Pour rappel : le dernier cas de rage autochtone en Belgique date de 1999 et la Belgique est officiellement indemne depuis 2001. La vaccination en Belgique n’est plus obligatoire depuis le 1er mars 2016. Seuls les chiens, chats et furets qui voyagent en dehors de la Belgique ou qui viennent d’un autre pays en Belgique, doivent encore être vaccinés (voir le communiqué de presse du Ministre de l’Agriculture du 25/02/2016). Pour les chiens, chats et furets, la vaccination est complétée dans le passeport européen. Pour les autres espèces animales, la vaccination est inscrite sur un certificat sanitaire. En savoir plus Lisez le texte complet de l’arrêté royal du 18 septembre 2016 relatif à la lutte et à la prévention contre la rage, publié dans le Moniteur belge du 17 octobre 2016. Il remplace l’arrêté royal du 10 février 1967. Accéder au Moniteur Belge (Numéro NUMAC: 2016024202) Données de contact des autorités compétentes pour la rage   Compétence Qui contacter en cas de suspicion de rage ? Chauve-souris Régions Réseaux faune sauvage : - Wallonie : 0478 280590 - Bruxelles et Flandre : 02 373 3150 Autres animaux sauvages Régions Réseaux faune sauvage : - Wallonie : 0478 280590 - Bruxelles et Flandre : 02 373 3150 Animaux de compagnie AFSCA UPC : http://www.afsca.be/upc/ Animaux de rente AFSCA UPC : http://www.afsca.be/upc/ En savoir plus en cliquant ici La Direction « Santé animale et Sécurité des Produits animaux » DG Politique de Contrôle - AFSCA Le Service « Politique Sanitaire Animaux & Végétaux » DG 4 – SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement

Copyright © 2016 FAVV-AFSCA. Tous droits réservés.