BLIJVENDE WAAKZAAMHEID NOODZAKELIJK VOOR RUNDERTUBERCULOSE: VASTSTELLING VAN EEN TWEEDE HAARD IN 2016
Op 30 september werd een eerste haard van rundertuberculose in 2016 bevestigd op een melkveebedrijf in de provincie Henegouwen, na vaststelling van miliaire tuberculose bij een melkkoe in het slachthuis. Dit bedrijf werd officieel tot haard verklaard.
Via het epidemiologisch onderzoek bleek er een directe link te bestaan met een melkveebedrijf in de provincie West-Vlaanderen. Dit bedrijf is namelijk het geboortebeslag van het eerste rund met verdachte letsels dat werd aangetroffen in Henegouwen. Op 21 oktober werd een vergelijkende tuberculinatie uitgevoerd op dit beslag. Er werden in totaal 82 runderen onderzocht en hiervan reageerden 25 dieren positief, 14 twijfelachtig en 8 aspecifiek. Alle positieve dieren werden op bevel afgeslacht op 27 oktober. Van 8 dieren werden stalen genomen voor verder laboratorium onderzoek. Op 3 november werden 5 dieren van de 8 met PCR op organen positief bevonden voor het Mycobacterium tuberculosis complex.
Gezien de positieve PCR resultaten en het grote aantal ongunstig reagerende dieren bij de vergelijkende tuberculinatie werd door het Agentschap, in overleg met de verantwoordelijke van het beslag, beslist om een volledige opruiming op te leggen zonder de definitieve resultaten van de cultuur af te wachten.
Op 8 december werd Mycobacterium bovis bevestigd na een cultuur van 5 weken in het CODA. Hiermee wordt nogmaals duidelijk aangetoond dat deze kiem zeer traag groeiend is en er wel degelijk soms tot 2 maanden moet worden gewacht vooraleer er een definitieve bevestiging of ontkenning van een besmetting door M. bovis via cultuur kan worden vastgesteld.
Uit verder onderzoek blijkt dat dit bedrijf reeds in 2003 tot haard van tuberculose werd verklaard, weliswaar onder een andere verantwoordelijke.
Het epidemiologisch onderzoek en de daaruit volgende tracering die op dit moment wordt uitgevoerd zal de contactbeslagen van deze tweede haard identificeren. Op deze beslagen zal ook een staltuberculinatie moeten worden uitgevoerd. In afwachting van de resultaten van deze tuberculinaties wordt het officieel tuberculose vrij (T3) statuut van de betrokken beslagen opgeschort. Dit betekent dat geen runderen het bedrijf mogen verlaten, tenzij met een vrijgeleide van de Provinciale Controle-Eenheid naar het slachthuis. De melk van contactbedrijven met opgeschort tuberculosestatuut mag zonder beperkingen worden opgehaald. De maatregelen op contactbeslagen en de haard worden in detail beschreven op http://www.favv.be/dierengezondheid/tuberculose/
Het Voedselagentschap zal alle nodige maatregelen nemen om een verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen.
België blijft op Europees niveau vrij van tuberculose en wil dit statuut ook behouden. Het detecteren van sporadische gevallen zoals bij deze twee uitbraken in 2016 brengt dit statuut niet in gevaar.
Het FAVV wijst op het belang van de post mortem keuring in het slachthuis en de correcte uitvoering van de tuberculinaties.
 |
Directie “Dierengezondheid en Veiligheid van de Dierlijke Producten”
DG Controlebeleid – FAVV |
LA VIGILANCE RESTE DE MISE POUR LA TUBERCULOSE BOVINE : CONSTATATION D'UN DEUXIÈME FOYER EN 2016
Le 30 septembre 2016, un premier foyer de tuberculose bovine a été confirmé dans une exploitation laitière de la province du Hainaut, suite à la détection de tuberculose miliaire chez une vache laitière à l'abattoir. Cette exploitation a été officiellement reconnue comme foyer.
L'enquête épidémiologique a mis en évidence un lien direct avec une exploitation laitière située en province de Flandre occidentale. Cette exploitation abritait en effet le troupeau de naissance du premier bovin atteint de lésions suspectes, découvert dans le Hainaut. Le 21 octobre, ce troupeau a fait l'objet d'une tuberculination comparative. Un total de 82 bovins ont été analysés, parmi lesquels 25 ont présenté une réaction positive, 14 une réaction douteuse et 8 une réaction aspécifique. Tous les animaux positifs ont été abattus par ordre le 27 octobre. Des échantillons ont été prélevés sur 8 animaux en vue d'une analyse de laboratoire. Le 3 novembre, cinq des huit animaux ont été dépistés positifs au complexe Mycobacterium tuberculosis via une PCR réalisée sur leurs organes.
Vu les résultats positifs de la PCR et le grand nombre d'animaux présentant une réaction non favorable à la tuberculination de comparaison, l'Agence a pris la décision, en concertation avec le responsable du troupeau, d'imposer un assainissement complet sans attendre les résultats définitifs du test de culture.
Le 8 décembre, la présence de Mycobacterium bovis a été confirmée après une culture de 5 semaines au CERVA. Ce cas démontre une nouvelle fois clairement la croissance très lente de la bactérie : il faut parfois attendre jusqu'à deux mois avant qu'une contamination par M. bovis ne puisse être confirmée ou infirmée de façon définitive à la suite d'une culture.
La suite des investigations a démontré que l'exploitation en question avait déjà été un foyer de tuberculose en 2003, alors sous la gestion d'un autre responsable.
L'enquête épidémiologique et le traçage qui s'en suit, actuellement en cours, permettra d'identifier les troupeaux ayant été en contact avec ce deuxième foyer. Ces troupeaux devront également faire l'objet d'une tuberculination d'étable. En attendant les résultats de ces tuberculinations, le statut 'officiellement indemne de tuberculose' (T3) est suspendu pour les troupeaux concernés. Cela signifie qu'aucun bovin ne peut quitter l'exploitation, excepté si l'Unité provinciale de Contrôle délivre un laissez-passer pour le transport de l'animal vers l'abattoir. Le lait des exploitations de contact dont le statut "tuberculose" a été suspendu peut être collecté sans la moindre restriction. Les mesures imposées au foyer et aux troupeaux de contact sont détaillées sur le site de l'AFSCA : http://www.favv.be/santeanimale/tuberculose/
L'AFSCA prendra toutes les mesures nécessaires afin d'éviter une propagation de la maladie.
Au niveau européen, la Belgique n'en reste pas moins indemne de tuberculose et elle tient également à conserver ce statut. La détection de cas sporadiques, tels que les deux foyers survenus en 2016 et évoqués ici, ne compromet pas ce statut.
L'AFSCA tient à attirer l'attention sur l'importance de l'expertise post mortem à l'abattoir et sur l'importance de réaliser correctement les tuberculinations.
 |
La Direction « Santé des Animaux et Sécurité des Produits Animaux »
DG Politique de Contrôle – AFSCA |
|