


|
 |
|
BEVESTIGING VAN EEN GEVAL VAN BRUCELLOSE: RUND BESMET DOOR BRUCELLA SUIS BIOVAR 2 IN DE PROVINCIE LUXEMBURG.
In het kader van de bewaking op runderbrucellose werd op een melkveebedrijf in de provincie Luxemburg bij een rund een besmetting met Brucella suis biovar 2 (en dus geen Brucella abortus) vastgesteld.
Naar aanleiding van een ongunstig resultaat bij het halfjaarlijkse onderzoek van de tankmelk van dit melkveebedrijf werden bloedstalen genomen en bij het serologisch onderzoek werd een melkkoe positief bevonden voor brucellose. Na slachting van dit rund werd een Brucella kiem geïsoleerd die onderworpen werd aan typering. Het bleek om een besmetting met Brucella suis biovar 2 te gaan.
Het Agentschap heeft vanaf de verdenking van de besmetting dit bedrijf geblokkeerd. Na de bevestiging werd dit bedrijf op 8/12/2016 tot haard verklaard.
De Europese en de Belgische regelgeving beschouwen runderen besmet met Brucella suis als aangetast door runderbrucellose met toepassing van dezelfde maatregelen1 als bij een besmetting met Brucella abortus.
Na een uitgebreid epidemiologisch onderzoek door het Agentschap en in overleg met de verantwoordelijke omtrent het beperkt aantal mogelijkheden2, zal het Agentschap beslissen over de verder te nemen maatregelen op dit beslag.
België werd officieel vrij verklaard van brucellose in 2003. Dit statuut wordt niet in vraag gesteld door deze recente vaststelling.
Een besmetting met een gelijkaardige kiem is uiterst zeldzaam doch werd ook al eens in 2012 op een rundveebedrijf in België vastgesteld tijdens het onderzoek van tankmelk dat opnieuw werd ingesteld naar aanleiding van de vaststelling van een eerste haard van brucellose in 2010. De eigenschappen van Brucella suis verschillen sterk van deze van Brucella abortus.
In West-Europa is Brucella suis biovar 2 het meest voorkomende type van brucellose bij gedomesticeerde en wilde everzwijnen. Beide soorten zijn zeer gevoelig voor deze kiem. Bij gedomesticeerde varkens bestaat er geen systematische bewaking voor deze ziekte. Enkel naar aanleiding van klinische verdenkingen of om diagnostische redenen wordt onderzoek uitgevoerd. Bij gedomesticeerde varkens werd het laatste geval in België in 1969 vastgesteld. Wilde everzwijnen daarentegen blijken vaak besmet te zijn en uitscheider van de kiem. Een studie bij everzwijnen gaf een seroprevalentie van 35% aan en 9% van de onderzochte dieren waren bacteriologische uitscheiders. Gedomesticeerde varkens met buitenbeloop en mogelijk contact met everzwijnen lopen kans om besmet te geraken. Vandaar het belang om bioveiligheidsmaatregelen toe te passen om alle contacten tussen beide soorten te voorkomen.
Runderen kunnen uitzonderlijk worden besmet met Brucella suis. Bij runderen gebeurt er zelden horizontale overdracht door een besmet dier. Een rund kan de besmetting daarentegen oplopen door direct of indirect contact met wilde varkens of door contact met slachtafval van bejaagde wilde dieren, bijvoorbeeld gedurende het jachtseizoen. Een correcte verwijdering van slachtafval door de jagers is uiterst belangrijk om de overdracht van de ziekte te voorkomen.
Het blijft belangrijk voor de dierenarts om hygiënemaatregelen te respecteren om een verspreiding van ziekten tussen bedrijven te voorkomen en om rekening te houden met de bijzonderheden hierboven vermeld.
Tenslotte is het van belang te weten dat Brucella suis biovar 2 laag pathogeen is voor de mens en dit in tegenstelling tot de B. suis biovar 1 & 3.
1Maatregelen :
- Van zodra brucellose is bevestigd, wordt het bedrijf als haard verklaard en worden de verantwoordelijke, de dierenarts en de burgemeester hiervan officieel in kennis gesteld;
- Elke inbreng of elke afvoer van runderen in en uit de haard is verboden;
- Klinisch verdachte runderen moeten in afzondering worden geplaatst tot de afslachting;
- De melk afkomstig van de door brucellose aangetaste of als besmet beschouwde runderen mag alleen worden gebruikt voor de voeding van de dieren van het betrokken bedrijf na aangepaste thermische behandeling;
- De melk kan alleen aan een melkerij worden geleverd om er een aangepaste thermische behandeling te ondergaan;
- De melk en zuivelproducten mogen in geen geval rechtstreeks aan de verbruiker worden geleverd;
- Het is verboden karkassen, halve karkassen, kwartieren, stukken en slacht afvallen afkomstig van aangetaste en als besmet beschouwde runderen als diervoeding te gebruiken;
- De foetussen, doodgeboren kalveren, kalveren na hun geboorte gestorven aan de brucellose besmetting en nageboorte dienen zorgvuldig en onmiddellijk verwijderd en vernietigd te worden tenzij deze bestemd zijn om te worden onderzocht;
- De verantwoordelijke is gehouden regelmatig de lokalen en verblijven te reinigen en te ontsmetten overeenkomstig de richtlijnen van het Agentschap;
- Het stro, de stalafval en alle materiaal of stoffen, die in contact zijn geweest met aangetaste, verdachte en als besmet beschouwde runderen of met de nageboorte, dienen onmiddellijk te worden vernietigd, verbrand of begraven na besproeiing met een toegelaten ontsmettingsproduct;
- De mest afkomstig uit stallen of andere voor de runderen gebruikte ruimten, moet worden ondergebracht op een voor de bedrijfsdieren ontoegankelijke plaats en worden besproeid met een toegelaten ontsmettingsmiddel en gedurende tenminste 3 weken worden bewaard. De besproeiing met een ontsmettingsmiddel is niet noodzakelijk indien de mest wordt bedekt met een onbesmette laag mest of aarde. De vloeibare afval uit de stallen of andere ruimte die voor de runderen gebruikt worden, moet ontsmet worden, indien deze niet samen met de mest verwijderd wordt;
- Het Agentschap stelt een uitzuiveringsplan op dat alle door brucellose aangetaste evenals de door brucellose besmet beschouwde runderen omvat. Het Agentschap geeft het bevel tot afmaking van de runderen opgenomen in een uitzuiveringsplan aan de verantwoordelijke en deelt een afschrift ervan mede aan de burgemeester;
- De runderen waarvoor een bevel tot afmaking is opgemaakt, moeten afgezonderd worden gehouden van de overige runderen en ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de officiële kennisgeving aan de verantwoordelijke worden afgemaakt;
- Evenwel moet elk rund dat wegens brucellose heeft verworpen, zonder verwijl en ten laatste binnen de vijf werkdagen die volgen op de dag van de officiële kennisgeving worden afgemaakt;
- 2 Een haard kan opnieuw worden vrijgegeven:
- Indien niet alle runderen van het bedrijf zijn afgemaakt, dienen serologische balansen uitgevoerd te worden op de runderen van twaalf maanden of ouder, gedurende één jaar en dit om de drie maanden, en alle uitslagen daarvan moeten het bestaan van brucellose hebben weerlegd. Daarnaast moeten alle lokalen en alle recipiënten, installaties en andere voorwerpen die voor het beslag gebruikt worden, schoongemaakt en ontsmet zijn overeenkomstig de voorschriften van het Agentschap;
- Indien alle runderen van het bedrijf zijn afgemaakt, als alle lokalen en alle recipiënten, installaties en andere voorwerpen die voor het beslag gebruikt worden, schoongemaakt en ontsmet zijn overeenkomstig de voorschriften van het Agentschap;
- Van zodra het Agentschap de maatregelen opheft en de haard vrij geeft, wordt de verantwoordelijke hiervan officieel in kennis gesteld en wordt een afschrift ervan overgemaakt aan de burgemeester.
 |
Directie “Dierengezondheid en Veiligheid van de Dierlijke Producten”
DG Controlebeleid – FAVV |
CONFIRMATION D'UN CAS DE BRUCELLOSE : BOVIN INFECTÉ PAR BRUCELLA SUIS BIOVAR 2 DANS LA PROVINCE DU LUXEMBOURG
Dans le cadre de la surveillance de la brucellose bovine, une infection par Brucella suis biovar 2 (et non par Brucella abortus) a été constatée chez un bovin dans une exploitation laitière située en province de Luxembourg.
Suite à un résultat défavorable de l'analyse semestrielle réalisée sur le lait de tank de cette exploitation, des prises de sang ont été effectuées et une vache laitière a été testée positive à la brucellose lors de l’analyse sérologique. Après abattage de ce bovin, un germe de Brucella a été isolé et a fait l'objet d'un typage. Il s'est avéré qu'il s'agissait d'une infection provoquée par Brucella suis biovar 2.
L'Agence a bloqué cette exploitation dès qu'elle a suspecté la contamination. Après confirmation, cette exploitation a été déclarée foyer le 08/12/2016.
Les réglementations belge et européenne considèrent les bovins infectés par Brucella suis comme atteints de brucellose bovine, avec application des mêmes mesures1 que lorsqu’il s’agit de Brucella abortus.
Après l’enquête épidémiologique approfondie effectuée par l'Agence et après concertation avec le responsable à propos du peu d’options possibles2, l’Agence décidera des mesures à mettre en place à cette exploitation.
La Belgique a été officiellement déclarée indemne de Brucellose en 2003. Ce statut ne sera pas remis en cause suite à l’apparition de ce cas.
Une contamination par un germe similaire est extrêmement rare mais avait déjà été constatée en 2012 dans une exploitation bovine en Belgique lors des dépistages sur lait de tank remis en place suite au foyer de brucellose découvert en 2010. Les caractéristiques de Brucella suis divergent fortement de celles de Brucella abortus.
En Europe occidentale, Brucella suis biovar 2 est le type de Brucellose le plus courant chez les sangliers sauvages et les sangliers d’élevage. Ces deux espèces sont très sensibles à ce germe. Chez les porcs domestiques, il n'existe pas de surveillance systématique pour cette maladie. Une analyse est réalisée après des suspicions cliniques ou pour des raisons diagnostiques. Chez les porcs domestiques, le dernier cas en Belgique a été constaté en 1969. En revanche, les sangliers sauvages s'avèrent souvent être contaminés et être des excréteurs du germe. Une étude menée chez les sangliers a donné une séroprévalence de 35% et 9% des animaux analysés étaient des excréteurs bactériologiques. Les porcs domestiques ayant accès à un parcours extérieur et pouvant avoir des contacts avec des sangliers encourent un risque d'être contaminés, d’où les mesures de biosécurité importantes à appliquer pour éviter les contacts entre les 2 espèces.
Les bovins peuvent exceptionnellement être infectés par Brucella suis. Chez les bovins, la transmission horizontale via un animal contaminé se produit très rarement. Un bovin court par contre un risque d'infection par contact direct ou indirect avec des porcs sauvages ou par contact avec des abats d'animaux sauvages, durant la saison de la chasse par exemple. Une élimination correcte des abats par les chasseurs est donc très importante afin d'empêcher la transmission de la maladie.
Il est toujours important pour un vétérinaire de respecter des règles d'hygiène afin d'empêcher la propagation de maladies entre exploitations, il est donc également très important de tenir compte des caractéristiques énoncées ci-dessus.
Enfin, il faut savoir que l'espèce Brucella suis biovar 2 est peu pathogène pour l'homme, contrairement à l'espèce B. suis biovar 1 & 3
1 Mesures :
- Dès que la présence de brucellose est confirmée, l'exploitation est déclarée foyer et le responsable, le vétérinaire et le bourgmestre en sont officiellement informés ;
- Tout mouvement de bovins vers le foyer ou à partir de celui-ci est interdit ;
- Les bovins cliniquement suspectés doivent être isolés jusqu'au moment de l'abattage ;
- Le lait provenant des vaches atteintes, ou considérées comme infectées de brucellose ne peut être utilisé pour l'alimentation des animaux de l'exploitation concernée qu'après traitement thermique adéquat ;
- Le lait ne peut être livré à une laiterie que pour y subir un traitement thermique adéquat ;
- Le lait et les produits laitiers ne peuvent en aucun cas être livrés directement au consommateur ;
- Il est interdit d'utiliser pour l'alimentation des animaux, les carcasses, demi-carcasses, quartiers, morceaux et abats, provenant de bovins atteints ou considérés comme infectés ;
- Les fœtus, les veaux mort-nés, les veaux ayant succombé à l'infection brucellique après leur naissance et les placentas sont soigneusement et immédiatement éliminés et détruits sauf s'ils sont destinés à être analysés ;
- Le responsable est tenu de procéder régulièrement au nettoyage et à la désinfection des locaux et des lieux conformément aux instructions de l'Agence ;
- La paille, la litière et toute matière ou substance, entrées en contact avec un bovin atteint, suspect et considéré comme infecté ou le placenta, doivent être immédiatement détruites, brûlées ou enterrées après avoir été aspergées d'un produit désinfectant autorisé ;
- Le fumier provenant des abris ou autres locaux utilisés pour les bovins doit être stocké dans un endroit hors d'atteinte des animaux de la ferme, aspergé d'un désinfectant autorisé et conservé pendant au moins trois semaines. Il n'est pas nécessaire d'asperger le fumier de désinfectant s'il est recouvert d'une couche de fumier ou de terre non infectée. Les effluents des abris ou autres locaux utilisés pour le bétail doivent être désinfectés s'ils n'ont pas été enlevés en même temps que le fumier ;
- L'Agence établit un plan d’assainissement comprenant tous les bovins atteints de brucellose ainsi que les bovins considérés comme infectés de brucellose. L'Agence remet au responsable l'ordre d'abattage des bovins repris dans le plan d'assainissement et en transmet copie au bourgmestre ;
- Les bovins pour lesquels un ordre d'abattage est délivré doivent être isolés des autres bovins et être abattus au plus tard, dans les trente jours qui suivent l'information officielle du résultat de l'examen au responsable ;
- Toutefois, tout bovin qui a avorté à la suite de la brucellose, doit être abattu sans délai, et au plus tard dans les cinq jours ouvrables qui suivent le jour de l'information officielle du résultat de l'examen;
- 2 Un foyer peut à nouveau être libéré :
- Si tous les bovins de l'exploitation ne sont pas abattus, il convient de réaliser des bilans sérologiques sur les bovins âgés de 12 mois ou plus, et ce tous les trois mois durant un an, et tous les résultats doivent avoir infirmés l'existence de la brucellose. En outre, tous les locaux et l'ensemble des récipients, installations et autres objets utilisés pour le troupeau doivent être nettoyés et désinfectés conformément aux instructions de l'Agence ;
- Si tous les bovins de l'exploitation sont abattus ; si tous les locaux et l'ensemble des récipients, installations et autres objets utilisés pour le troupeau sont nettoyés et désinfectés conformément aux instructions de l'Agence ;
- Dès que l'Agence lève les mesures et libère le foyer, le responsable en est informé officiellement et une copie est adressée au bourgmestre.
 |
La Direction « Santé des Animaux et Sécurité des Produits Animaux »
DG Politique de Contrôle – AFSCA |
|
|
|
|