Klik hier als de mail niet leesbaar is :: Cliquez-ici si l'email est illisible



   
23/01/2017 Version française en-dessous


AANWEZIGHEID VAN DE « ZIEKTE VAN AUJESZKY » EN VAN « BRUCELLA SUIS » BIJ EVERZWIJNEN - AANBEVELINGEN EN VERPLICHTINGEN INZAKE BIOVEILIGHEID EN VERWERKING VAN SLACHTAFVAL VAN WILD

In België is de federale overheid bevoegd voor de dierengezondheid bij de gedomesticeerde dieren, terwijl de gewesten bevoegd zijn voor de wilde dieren.

Het FAVV besteedt bijzondere aandacht aan de ziekten die worden overgedragen van wilde dieren op gedomesticeerde dieren om die laatsten te beschermen.

In dat verband ligt het aan de basis van de oprichting van een werkgroep « WildLife ». Die groep brengt experts samen van de verschillende administraties die betrokken zijn bij dierengezondheid op federaal en gewestelijk niveau (FAVV, FOD Volksgezondheid, gewestelijke overheidsdiensten) en van de wetenschappelijke instellingen en laboratoria (CODA-CERVA, ARSIA/DGZ, ULg, UGent, WIV).
Deze WG wijdt zich aan de samenwerking rond verschillende toezichtsprogramma's voor ziektes bij wilde dieren en vormt een efficiënt communicatienetwerk waarin relevante informatie wordt verspreid en zo nodig acties worden ondernomen.
De problematiek van het risico gevormd door het achterlaten van de ingewanden van everzwijnen die tijdens de jacht worden geschoten, en in het bijzonder de ziekte van Aujeszky en brucellose door Brucella suis, is besproken tijdens de laatste plenaire vergadering van de werkgroep die werd gehouden op 21 december laatstleden. Alle deelnemers waren het eens over het belang dat moet worden gehecht aan deze problematiek die een belangrijk aandachtspunt vormt.

In december 2016 is in de regio Gerpinnes (provincie Henegouwen) een jonge hond gestorven aan de gevolgen van een infectie door het virus van de ziekte van Aujeszky (SuHV-1). De jachthond had een gewond everzwijn gebeten tijdens een drijfjacht. De klinische symptomen (hevige pruritis, koorts, aantasting van het zenuwstelsel) zijn enkele dagen na het contact verschenen; de hond werd uiteindelijk geëuthanaseerd en de aanwezigheid van SuHV-1 werd vastgesteld in de hersenen van het dier.
Dit virus is sinds vele jaren aanwezig in de wilde everzwijnenpopulatie in België, waar de opvallende prevalentie door de netwerken voor het toezicht op de wilde dieren op 20% wordt geraamd, dat wil zeggen aanwezig bij één op de 5 everzwijnen. Het gaat dus om een endemische ziekte.

Dat voorval, dat geen primeur is, net als de uitbraak in december 2016 van brucellose bij een rund door Brucella suis, vormen de aanleiding om te herinneren aan en de nadruk te leggen op de verschillende risico's voor de mens (op wie die 2 ziektes echter niet overdraagbaar zijn) en voor de gedomesticeerde dieren, door de aanwezigheid van bepaalde ziektes bij de wilde dieren en bij de everzwijnen in het bijzonder.
Om al die risico's te verminderen is het dan ook absoluut noodzakelijk om verschillende maatregelen toe te passen, maar in het bijzonder, en voor alle diersoorten, elk contact te vermijden tussen gedomesticeerde dieren, en ook de mens (voor wie het gebruik van handschoenen sterk aanbevolen wordt), en slachtafval van wilde dieren, die het belangrijkste risico op overdracht van ziekteverwekkers vertegenwoordigen.

Het FAVV en de werkgroep WildLife moedigen de verschillende actoren dan ook aan om zodanig te handelen dat ze elk geval van besmetting afkomstig van de wilde dieren vermijden.

De eerste regel om dit te bereiken is de afvoer, met het oog op de vernietiging ervan, van slachtafval van everzwijnen (en van andere diersoorten) tijdens de jacht, met inachtneming van de gewestelijke wetgeving.
Deze maatregel verhindert contact met de gedomesticeerde dieren en de verspreiding van de ziekteverwekker door wilde carnivoren die de ingewanden voortslepen.


Naast deze algemene maatregel:

  • Kwekers, verantwoordelijken voor dieren: hanteren van bioveiligheidsmaatregelen waardoor elk contact tussen hun dieren en wilde dieren kan worden vermeden.

  • In het bijzonder:

    1. Voor de honden

    Jachthonden vormen momenteel de populatie van carnivoren die het meest is blootgesteld aan de ziekte van Aujeszky. Zoals voor andere ziektes die kunnen worden overgedragen van wilde dieren op gedomesticeerde dieren vormen de ingewanden van everzwijnen de belangrijkste risicofactor.
    Het is dan ook noodzakelijk om elk contact tussen de honden en het slachtafval van de everzwijnen te vermijden, bijvoorbeeld op het einde van een drijfjacht.
    De vaccinatie van jachthonden tegen het virus van de ziekte van Aujeszky is mogelijk met behulp van geregistreerde geïnactiveerde vaccins voor varkens. Er bestaan echter geen vaccins meer die in België in de handel worden gebracht. De vaccinatie met behulp van vaccins geregistreerd in een ander land van de EU is toegestaan via het "cascade-systeem", hoewel de beschikbare verpakkingen niet aangepast zijn aan de individuele vaccinatie van honden.

    2. Voor de gedomesticeerde varkens

    De ziekte van Aujeszky is sinds meerdere jaren uitgeroeid in de gedomesticeerde varkensstapel (laatste geval in 2002; statuut "officieel ziektevrij - vaccinatie verboden" sinds 2011).
    Om de besmetting van onze gedomesticeerde varkensstapel te vermijden en het behoud van ons statuut mogelijk te maken, is het heel belangrijk om elk contact tussen everzwijnen en gedomesticeerde varkens te vermijden en dus de ad hoc bioveiligheidsmaatregelen toe te passen, in het bijzonder de maatregelen die zijn opgelegd voor de varkens die in open lucht worden gekweekt.

    3. Voor de runderen

    De ziekteverwekker van varkensbrucellose (Brucella suis) is ook endemisch binnen de everzwijnenpopulaties en vormt een besmettingsrisico voor onze gedomesticeerde runderen. België heeft twee gevallen van brucellose bij runderen door Brucella suis gekend de laatste jaren, in 2012 (Provincie Namen) en in 2016 (Provincie Luxemburg).
    Contacten met everzwijnen of met ter plaatse achtergelaten ingewanden van everzwijnen liggen vermoedelijk aan de basis van de besmetting van de runderen. Een volledige ruiming, in toepassing van de Europese en Belgische wetgeving, was noodzakelijk.
    Hoewel de ingewanden van de tijdens de jacht geschoten dieren in principe moeten worden verwijderd, wordt aanbevolen om te vermijden om runderen te laten grazen in weiden waar soms slachtafval van de jacht wordt aangetroffen.


  • Jagers:

    • Vermijden van contact tussen honden en slachtafval op het einde van een drijfjacht en a fortiori vermijden om de ingewanden aan de honden te voederen;
    • Geen ingewanden achterlaten en de wetgeving ter zake toepassen (verwerkingsateliers voor de ingewanden,...);
    • De honden vaccineren tegen de ziekte van Aujeszky indien mogelijk, gelet op de aangehaalde moeilijkheden met betrekking tot het vaccin en tegen rabiës (atypische hondsdolheid is ook aanwezig bij wilde dieren (vleermuizen) en is overdraagbaar op de honden via een beet of rechtstreeks contact).


  • Dierenartsen:

    • Niet aarzelen om te herinneren aan deze basismaatregelen en zo nodig de toepassing ervan stimuleren en toezien op de uitvoering ervan;
    • De ziekte van Aujeszky voor ogen hebben bij de differentiële diagnose van de hondenziektes die gepaard gaan met zenuwstoornissen.


De maatregelen beschreven in deze newsletter zullen voor het volgende jachtseizoen worden in herinnering gebracht.

 
FAVV-AFSCA Directie “Dierengezondheid en Veiligheid van de Dierlijke Producten”
DG Controlebeleid – FAVV





PRÉSENCE DE LA « MALADIE D’AUJESZKY » ET DE « BRUCELLA SUIS » CHEZ LES SANGLIERS - RECOMMANDATIONS ET OBLIGATIONS EN MATIÈRE DE BIOSÉCURITÉ ET DE TRAITEMENT DES ABATS DE GIBIERS

En Belgique, l’Etat fédéral est compétent en matière de santé animale pour la faune domestique, alors que les Régions le sont pour la Faune sauvage.

L’AFSCA accorde une attention toute particulière aux maladies véhiculées à l’interface faune sauvage/faune domestique en vue de protéger cette dernière.

Dans cette perspective, elle est à l’origine de la création d’un groupe de travail appelé « WildLife ». Ce groupe rassemble des experts des différentes administrations concernées par la santé animale au niveau du fédéral et des régions (AFSCA, SPF Santé Publique, Services Publics régionaux) et des institutions scientifiques et laboratoires (CODA-CERVA, ARSIA/DGZ, ULg, UGent, ISP).
Ce GT s’applique à collaborer sur différents programmes de surveillance des maladies de la faune sauvage et constitue un réseau de communication efficace au sein duquel les informations pertinentes sont diffusées et, le cas échéant, des actions sont prises.
La problématique du risque constitué par l’abandon des entrailles de sangliers tirés à la chasse, et en particulier la question de la maladie d’Aujeszky et de la brucellose à Brucella suis, ont été abordés lors de la dernière réunion plénière du groupe qui s’est tenue le 21 décembre dernier. Tous les participants s’accordaient sur l’importance à donner à cette problématique qui constitue un point d’attention majeur.

Au mois de décembre 2016, dans la région de Gerpinnes (Province de Hainaut), un jeune chien est mort des suites d’une infection par le virus de la maladie d’Aujeszky (SuHV-1). Le chien de chasse avait mordu un sanglier blessé lors d’une battue. Les symptômes cliniques (prurit démentiel, fièvre, atteinte nerveuse) sont apparus quelques jours après le contact ; le chien a été finalement euthanasié, et la présence du SuHV-1 a été identifié dans le cerveau de l’animal.
Ce virus est présent depuis de nombreuses années dans la population de sangliers sauvages en Belgique, où sa prévalence apparente est évaluée par les réseaux de surveillance de la faune sauvage à 20%, c’est-à-dire présente dans un sanglier sur 5. Il s’agit donc d’une maladie endémique.

Cet événement, qui n’est pas une première, de même que l’apparition en décembre 2016 également d’un foyer de brucellose bovine à Brucella suis, sont l’occasion de rappeler et de souligner différents risques pour l’homme (à qui ces 2 maladies ne sont cependant pas transmissibles) et la faune domestique, liés à la présence de certaines maladies au sein de la faune sauvage, chez les sangliers en particulier.
Pour diminuer l’ensemble de ces risques, il est donc impératif d’appliquer différentes mesures, mais en particulier, et pour toutes les espèces, d’éviter tous contacts entre la faune domestique, de même que l’homme (pour qui l’usage de gants est fortement recommandé), et les abats d’animaux sauvages, qui représentent le risque le plus important de transmission de pathogènes.

L’AFSCA et le groupe WildLife encouragent de ce fait les différents acteurs à agir de sorte à éviter tous cas de contamination originaire de la faune sauvage.

La première règle pour y parvenir est l’évacuation, en vue de leur destruction, des abats de sanglier (et des autres espèces), dans le respect des législations régionales, lors des chasses.
Cette mesure empêche les contacts avec la faune domestique et la dissémination du pathogène par les carnivores sauvages en trainant les viscères.


Outre cette mesure générale :

  • Eleveurs, responsables d’animaux : adopter des mesures de biosécurité permettant d’éviter tous contacts entre leurs animaux et l’interface sauvage.

  • En particulier :

    1. Pour les Chiens :

    Les chiens de chasse représentent actuellement la population carnivore la plus exposée vis-à-vis de la maladie d’Aujeszky. Comme pour d’autres maladies transmissibles de la faune sauvage à la faune domestique, les viscères de sangliers constituent le facteur de risque le plus important.
    Il est donc nécessaire d’éviter tous contacts entre les chiens et les abats de sanglier, au terme d’une battue par exemple.
    La vaccination de chiens de chasse contre le virus de la maladie d’Aujeszky est possible à l’aide de vaccins inactivés enregistrés pour les porcs. Il n’existe cependant plus de vaccins commercialisés en Belgique. La vaccination à l’aide de vaccins enregistrés dans d’autre pays de l’UE est autorisée via le système de la « cascade », bien que les conditionnements disponibles ne soient pas adaptés à la vaccination individuelle de chiens.

    2. Pour les porcs domestiques

    La Maladie d’Aujeszky a été éliminée des cheptels porcins domestiques depuis plusieurs années (dernier cas en 2002 ; statut « officiellement indemne avec vaccination interdite » depuis 2011).
    Pour éviter la contamination de nos cheptels de porcs domestiques et permettre le maintien de notre statut, il est très important d’empêcher tous contacts entre les sangliers domestiques, et donc d’appliquer les mesures de biosécurité ad hoc, en particulier celles qui sont imposées pour les porcs élevés en plein air.

    3. Pour les bovins

    L’agent de la brucellose porcine (Brucella suis) est également endémique au sein des populations de sangliers et présente un risque de contamination pour nos bovins domestiques.
    La Belgique a connu deux cas de Brucellose bovine à Brucella suis ces dernières années, en 2012 (Province de Namur) et en 2016 (Province de Luxembourg).
    Des contacts avec des sangliers ou des viscères de sanglier abandonnés sur place sont probablement à l’origine de l’infection des bovins. Un abattage sanitaire total a été nécessaire en application des législation européennes et belges.
    Bien que les viscères des animaux tirés lors des chasses doivent être en principe éliminés, il est recommandé d’éviter de laisser pâturer des bovins dans des prairies où des abats « de chasse » sont parfois retrouvés.


  • Chasseurs :

    • Eviter les contacts entre chiens et abats en fin de battue, et à fortiori éviter de donner les viscères à manger aux chiens ;
    • Ne pas abandonner les viscères et appliquer la législation en la matière (ateliers de traitement des viscères…) ;
    • Vacciner les chiens contre la maladie d’Aujeszky si possible vu les difficultés liées au vaccin évoquées et contre la Rage (la rage aérienne – atypique- est également présente dans la faune sauvage (chauves-souris) et est transmissible aux chiens par morsure ou contact direct).


  • Vétérinaires :

    • Ne pas hésiter à rappeler ces mesures de bases et, le cas échéant, stimuler leur application et veiller à leur mise en œuvre ;
    • Envisager la maladie d’Aujeszky dans le diagnostic différentiel des maladies canines à symptomatologie nerveuse.


Les mesures évoquées dans la présente communication seront rappelées avant la prochaine période de chasse.

 
FAVV-AFSCA La Direction « Santé des Animaux et Sécurité des Produits Animaux »
DG Politique de Contrôle – AFSCA

 

Copyright © 2016 FAVV-AFSCA. Tous droits réservés.
Version française